Noorse brunost
Foto: Lydia Lange

De kaas die het Gudbrandsdal redde!

In de jaren 1870 verkeerde de landbouwsector in het Gudbrandsdal in een zware crisis. Goedkoop buitenlands graan en sterk gedaalde prijzen voor boter leidden ertoe dat de boeren in het dal amper het hoofd boven water konden houden.

In 1863 werkte Anne Hov als melkmeid op de zomerboerderij Solbråsetra in Valseter (bij Gålå) en was daar verantwoordelijk voor het maken van  weikaas. Anne Hov deed echter iets wat in die tijd absoluut niet kon – ze voegde room aan de wei toe! Pure verspilling, meende men. Room moest worden gebruikt voor de productie van boter. Bovendien hoorde kaas mager te zijn, zonder de smaakstoffen die in melkvet zitten. De mensen die ze liet proeven, konden de kaas echter wel waarderen. Vooral toen ze na verloop van tijd ook nog wat geitenmelk toevoegde.

Populair in Oslo

Een lokale handelsman, Ole Kongsli, vond het zo lekker dat hij aanbood de kaas in Oslo op de markt te brengen. Daar werd de kaas enthousiast ontvangen en de vraag nam dusdanig toe dat steeds meer boeren in het dal overgingen op de productie van de bruine kaas. Jaarlijks verkocht Ole Kongsli duizenden kilo’s brunost aan kooplieden en groothandelaren in Oslo.

Na verloop van tijd richtte men voor de productie van al die kilo’s kaas kaasmakerijen op en zette men melkmeiden in als leermeester. In 1930 telde het Gudbrandsdal maar liefst 30 kaasmakerijen. In 1933, toen Anne Hov 87 jaar oud was, ontving ze van de koning een Medaille van Verdienste voor haar uitvinding, waarmee ze in de jaren 1870 een economische catastrofe in het Gudbrandsdal voorkwam.

Vandaag de dag is brunost in Noorwegen de populairste kaas die op geen enkele ontbijttafel zal ontbreken. In een onderzoek uit 2004 gaf een miljoen Noren aan dat ze op vakantie in het buitenland hun brunost missen. Maar liefst 600.000 Noren nemen de kaas mee op reis.